Uitgangspunten Kadernota 2025
Inleiding
Bij het opstellen van de Kadernota 2025-2028 worden financiële uitgangspunten voor het opstellen van de begroting geformuleerd. Mede door de vele onzekerheden (Oekraïne oorlog, inflatiecijfers, energieprijzen en onduidelijkheid Algemene Uitkering) is het lastig om deze uitgangspunten te formuleren. Toch doen we op basis van de nu bekend zijnde gegevens een voorzet.
Uitgangspunten algemene uitkering - meicirculaire 2024
In de Voorjaarsnota 2024 van het Rijk is de nieuwe financieringssystematiek vervroegd van 2027 naar 2024. Dit betekent dat het volume accres vanaf 2024 wordt gebaseerd op een 8-jaars historisch gemiddelde (t-9 t/m t-2) van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Door het toepassen van de ontwikkeling van het bbp vanaf 2024 zijn de tranches voor de jaren 2024 en 2025 lager dan in de Miljoenennota 2024.
Het loon- en prijsaccres is vanaf 2024 gebaseerd op de prijs van het bruto binnenlands product (bbp). Dit wijkt (negatief) af van de in de septembercirculaire 2023 berekende cijfers voor 2024 en verder en is verwerkt in de meicirculaire 2024.
Incidentele compensatie
In verband met het vervroegen van de gewijzigde bbp-indexatie van 2027 naar 2024 dalen het volume en LPO accres voor de jaren 2024 tot en met 2029. Voor 2024 wordt dit volledig gecompenseerd en voor 2025 voor ongeveer 50%, zodat een tekort van landelijk € 675 miljoen resteert. Voor de jaren 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats, zodat uiteindelijk voor de gemeenten een positief saldo resulteert van € 675 miljoen, gelijk aan het bedrag van het schrappen van de opschalingskorting.
Opschalingskorting
Sinds 2015 worden gemeenten geconfronteerd met een korting op het gemeentefonds, die oploopt tot € 975 miljoen in 2026. Deze korting is opgelegd omdat gemeenten door gedwongen opschaling kosten zouden besparen. Sinds 2019 is een stand van de opschalingskorting bereikt van € 300 miljoen. In de Voorjaarsnota 2024 is de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026, een structurele uitname van € 675 miljoen, geschrapt.
BTW-Compensatiefonds Opschalingskorting
Gemeenten hebben in 2023 € 573 miljoen minder gedeclareerd bij het BTW-Compensatiefonds (BCF). In de septembercirculaire 2023 werd al een voorschot van € 359 miljoen uitbetaald. De Voorjaarsnota 2024 biedt informatie over de afrekening voor het jaar 2023. De afrekening BCF bedraagt € 214 miljoen en dit bedrag wordt in 2024 incidenteel toegevoegd.
Hervormingsagenda Jeugd
In de meicirculaire 2024 is opgenomen dat de geraamde extra besparing van het Rijk van € 500 miljoen voor 2025 komt te vervallen. Uitgangspunt is, dat het vervallen van de extra korting geen budgettair effect heeft. Het verloopt budgettair neutraal, omdat gemeenten in de begroting voor Jeugdzorg rekening mochten houden met de voorgenomen besparing en een lagere raming van de uitgaven. Dit wordt voor 2025 nu teruggedraaid.
Aanpassing uitkeringsfactor
Daarnaast zijn in de meicirculaire ook diverse landelijke aantallen (maatstaven) naar beneden bijgesteld. Vooral de ontwikkelingen in het aantal huishoudens met een laag inkomen met drempel, laag opleidingsniveau met drempel, landelijke en regionale centrumfunctie, omgevingsadressendichtheid, de OZB-maatstaven en het aantal bijstandsontvangers hebben invloed op de uitkeringsfactoren. Hierdoor is in deze meicirculaire sprake van een stijging van de uitkeringsfactor ten opzichte van de decembercirculaire 2023. Dit betekent voor ons een hogere bijdrage uit de Algemene Uitkering van het Rijk.
Onderstaande tabel geeft de financiële uitwerking voor de begroting 2024-2028 weer:
Algemene Uitkering | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Verschil met vorige circulaire | 578 | 187 | 831 | 731 | 758 |
Te verrekenen: | |||||
BCF compensatiefonds (geraamde stelpost) | -300 | ||||
Toerekenen aan budgetten (-) | -258 | -789 | -177 | -187 | 1.338 |
Gevolgen begroting 2024-2028 | 20 | -602 | 654 | 544 | 2.096 |
Uitgangspunten Kadernota 2025 en meerjarenbegroting 2026-2028
Prijscompensatie
De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Deze zijn ook aan prijsstijgingen onderhevig. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. Bijstelling van deze budgetten vindt plaats op basis van het percentage Centraal Economisch Planbureau (CEP) van januari 2024. Dit percentage bedraagt 2,8% voor 2025. In de voorgaande Kadernota is gerekend met een percentage van 3% voor de jaarschijven 2025 en verder. Gezien de geringe afwijking, vindt er geen neerwaartse bijstelling plaats voor het jaar 2025. Voor de verdere jaren rekenen we weer met 3%.
Tarieven en belastingen
De opbrengsten voor de gemeentelijke belastingen en rechten verhogen wij met de nationale Consumenten Prijsindex (CPI) van januari 2024 (voor zover er geen sprake is van kostendekkende tarieven en de door het rijk vastgestelde maximum tarieven). Voor 2025 bedraagt het percentage 3,2%. De tarieven voor de belastingen riolering en afval hangen samen met kostendekkendheid. Voor de jaren 2026 en verder rekenen we, evenals de vorige Kadernota, met 3%.
CAO gemeenten
De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de CAO. D huidige CAO loopt t/m 31 maart 2025. Om toch al in te spelen op de loonontwikkeling wordt is voor het jaar 2025 rekening gehouden met 3% bovenop de eerdergenoemde stijgingen. Voor de jaren 2026-2028 rekenen we eveneens met dit percentage. Elk jaar wordt bij de kadernota bekeken of bijstelling nodig is. Dit is inclusief de ontwikkeling van de werkgeverspremies.
Loonkosten grote subsidiepartijen
Voor de subsidies houden we rekening met een ontwikkeling gelijk aan de ambtelijke salarissen. Deze indexatie vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie jaar t+1. Het bedrag wordt gereserveerd op de stelpost prijsindex. Op deze wijze kan per subsidie worden afgewogen of een verhoging nodig is.
Verbonden partijen
De bijdragen worden geraamd op basis van de meerjarenbegroting van de verbonden partijen. Het betreft de Veiligheidsregio, de GGD, de Omgevingsdienst, de RSJ en het shared service centrum (SSC) ONS.
WMO en jeugd
Voor de tarieven binnen de WMO en jeugd hanteren we een afwijkende indexering. Voor beide sectoren geldt dat er een koppeling is met een landelijk berekende prijscompensatie, de zogenaamde OVA. Voor 2024 was er sprake van een tijdelijke prijsstijging van 4,87% per jaar. Voor de jaren 2025-2028 gaan wij nog uit van de gemiddelde stijging van 3%. Jaarlijks kan dit bij de kadernota worden bijgesteld.
Onvoorzien
Voor de post onvoorzien wordt gerekend € 2 per inwoner (= afgerond € 56.000).
Afschrijvingen
De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we de afschrijvingstermijnen uit de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen met een kapitaallast kleiner dan € 1.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Risico’s
Hiervoor zijn de uitgangspunten waar we op dit moment rekening mee houden opgenomen. Door de volatiele geopolitieke situatie in de wereld is het lastig te voorspellen wat er in de toekomst gaat gebeuren op het gebied van energiekosten, loonkosten en inflatie en of de genoemde percentages toereikend zijn. Een aantal (niet limitatieve) risico’s die wij op dit moment zien, lichten we hierna toe.
Het Centraal Planbureau heeft in maart van 2024 een Centraal Economisch Plan voor 2024-2025 opgesteld. Daarin is getracht de gevolgen van bovengenoemde ontwikkelingen te verwerken en inzichtelijk te maken. Uit dat plan blijkt dat voor 2024 en 2025 een inflatie van circa 3,0% wordt verwacht. Het blijven voorspellingen.
We hebben te maken met de huidige prijsstijgingen en prijsdalingen van energie en grondstoffen. In de uitgangspunten proberen we hierop te anticiperen, maar de ontwikkelingen gaan snel. De vraag is of het genoeg is en of we alle geplande werkzaamheden kunnen uitvoeren. Deze prijsstijgingen hebben invloed op de tarieven voor de rioolheffing en afvalstoffenheffing, aangezien deze zijn gebaseerd op kostendekkende tarieven. Dit kan betekenen dat deze tarieven meer stijgen dan de consumentenprijsindex.
Samenvatting uitgangspunten
- Loonontwikkeling: 2025-2028 (in afwijking van de CAO): 3%
- Subsidies gesubsidieerde instellingen: 2025-2028: 3%
- Tarieven WMO en Jeugd: 2025-2028: 3%
- Kosten van derden (CEP januari 2024) 2025-2028: 3%
- Verbonden partijen (CEP januari 2024) 2025-2028: 3%
- Gemeentelijke belastingen 2025 (CBS-CPI januari 2024): 3,2%. Voor de jaren 2026 en verder 3%
- Gemeentelijke heffingen en leges 2025 (maar niet meer dan kostendekkend): 3,2%. Voor de jaren 2026 en verder 3%